Terug naar beginpagina
Kinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
Deel op Facebook Tweet Printervriendelijke versie    @Contact

Onze actie "Vraag uw volksvertegenwoordiger om steun!" wierp op 17 mei 2006 een concrete vrucht af. Nadat verschillende mensen hen aanschreven, namen zes parlementsleden het initiatief om een voorstel van resolutie op te stellen en in te dienen betreffende de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen. Hieronder de volledige tekst van het voorstel. Tijdens de vergadering op 8 november 2007 van de Commissie Onderwijs stemden alle aanwezige volksvertegenwoordigers (behalve de indieners) tegen dit voorstel. De motivatie luidde dat hiervoor geen aparte resolutie nodig was, maar dat deze problematiek binnen het leerzorgkader moest worden opgenomen.
Na de stemming volgde een gedachtewisseling over het leerzorgkader tussen de leden van de Commissie Onderwijs en minister Vandenbroucke. Ondanks aandringen van volksvertegenwoordigers An Michiels (VB), Kathleen Helsen (CD&V), Stern Demeulenaere (VLD) en Dirk De Cock (SP.A-Spirit), bleef de minister bij zijn oud standpunt: voor "hoogbegaafden" geen preventie, maar wachten op "problemen".

EduRatio hoopt van harte dat het Vlaams Belang niet de enige partij blijft, die concrete voorstellen doet. Onze pagina met voorstellen van zaken die de overheid kan doen (die EduRatio toestuurde aan alle leden van de Commissie Onderwijs in februari 2006) zou voldoende inspiratie moeten bieden en intussen spraken wij de volksvertegenwoordigers hierover toe tijdens een hoorzitting. Zevenendertig jaar wachten is immers lang genoeg geweest!

Op 30 oktober 2001, tijdens de Hoorzitting over de problematiek van hoogbegaafde kinderen in het onderwijs, besloot de voorzitter van Commissie Onderwijs, Gilbert Vanleenhove (CD&V): "Het is onze plicht als beleidsmakers om erop in te spelen."
Wij hopen dan ook dat alle politieke partijen deze kans aangrijpen om, na 35 jaar palaveren, concrete beleidsdaden te stellen rond deze groep leerlingen, die per slot van rekening ongeveer vijftien percent van de Vlaamse leerlingen uitmaken.

Onderstaande tekst staat ook op de website van het Vlaams Parlement (PDF, 242KB)

Voorstel van resolutie van An Michiels, Marijke Dillen, Marie-Rose Morel, Linda Vissers, Katleen Martens en Werner Marginet betreffende de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen in het leerplichtonderwijs

Toelichting

Uit de PISA-studies van 2000 en 2003 blijkt dat Vlaanderen veel investeert in de begeleiding van minderbegaafde leerlingen. Deze studies tonen eveneens aan dat we in Vlaanderen nog zeer veel potentieel onbenut laten bij onze beste leerlingen. Uit metingen in verschillende (vooral lagere) scholen in Vlaanderen is gebleken dat ongeveer 15% van de leerlingen een voorsprong heeft van minstens 12 maanden in taal, rekenen of in beide. Indien zij verplicht worden het gewone curriculum te volgen, zullen die leerlingen het komende jaar dus nauwelijks iets bijleren op school. Met andere woorden, van alle leerlingen, zorgbehoevenden en anderen, leren onze bekwaamste leerlingen het allerminste bij in onze scholen. Uit de PISA-studies blijkt ook dat de inspanningen van andere landen, die relatief meer investeren in hun beste groep leerlingen, zeker rendabel zijn. Investeringen in onze beste leerlingen zijn dan ook wenselijk, als Vlaanderen tot de kopgroep wil blijven behoren.

Over hoogbegaafde leerlingen en hun begeleiding zijn intussen boeken volgeschreven en er zijn al duizenden (buitenlandse) studies over verschenen. In de VS werden al in 1981 budgetten vrijgemaakt voor speciale programma's om hoogbegaafde kinderen te identificeren en aan te moedigen, en om aan hun speciale behoeften op het vlak van onderwijs tegemoet te komen. Ook in de ons omringende landen is men al jaren bezig met allerlei beleidsinitiatieven. In Frankrijk werd in september 2000, op verzoek van het ministerie van Onderwijs, een werkgroep opgericht die zich moest beraden over de opvang van hoogbegaafde kinderen in de Franse scholen. In Duitsland vroeg de overheid aan drie wetenschappers om de bestaande initiatieven in kaart te brengen en aanbevelingen te formuleren, zowel voor de scholen als voor de overheid. Dat resulteerde in 2001 in het rapport "Begabtenförderung - ein Beitrag zur Förderung von Chancengleichheit in Schulen - Orientierungsrahmen". Ook in Wallonië gaf minister Hazette in 1999 het startschot voor een gecoördineerde interuniversitaire actie, waardoor verschillende Waalse universiteiten de handen in elkaar sloegen en een netwerk vormden ter ondersteuning van overheid, ouders, leerlingen en scholen. In Nederland worden al jarenlang stimulerende maatregelen genomen om hoogbegaafde kinderen te ondersteunen, wat resulteert in een groot aanbod aan verrijkingsmateriaal voor die leerlingen. Zo wordt onder meer geïnvesteerd, ook door de overheid, in het compacter maken van bestaande taal- en rekenmethodes. Door het schrappen van alle overbodige - en dus vaak vervelende - herhalingsoefeningen, kan dezelfde leerstof versneld aangeboden worden aan hoogbegaafde leerlingen. In Vlaanderen daarentegen worden al 33 jaar vragen gesteld over hoogbegaafde leerlingen, maar van enig structureel beleid rond opvang en begeleiding is tot dusver geen sprake.

Een eenduidige oplossing om in te spelen op de behoeften van deze leerlingen, is er niet. Het is dan ook niet mogelijk om aan de Vlaamse scholen op te leggen wat ze moeten doen, als ze vaststellen dat een aantal leerlingen een zeer grote schoolse voorsprong hebben. De voorbeelden in de ons omringende landen, en de conclusies uit de PISA-studie, tonen echter aan dat de inspanningen die men levert voor de meest begaafde leerlingen, renderen. Aangezien men altijd beweert dat onze grijze cellen de enige grondstof is waarover Vlaanderen beschikt, is het niet meer dan logisch dat ook bij ons een structureel beleid rond opvang en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen wordt ontwikkeld.

Hoewel men het er intussen over eens is dat hoogbegaafde leerlingen extra zorg en infrastructuur vragen, blijft de hardnekkige mythe dat het in feite om een 'luxeprobleem' gaat, nog steeds overeind. Nochtans kampen deze leerlingen vaak met ernstige problemen. Omdat ze 25 tot 75% van hun tijd zitten te wachten in de klas, ervaren ze hun schooltijd vaak als complete verspilling. In het lager onderwijs behalen ze goede resultaten, dikwijls zonder enige inspanning, waardoor ze niet 'leren leren', en gedemotiveerd dreigen te raken als blijkt dat dergelijke resultaten niet langer haalbaar zijn, zodra ze middelbare of hogere studies aanvatten.
Leerkrachten zijn vaak ook helemaal niet op de hoogte van de problemen waarmee hoogbegaafde leerlingen worstelen, net omdat ze het probleem niet (h)erkennen. Een gericht (na)scholingsbeleid rond hoogbegaafdheid zou een aantal hardnekkige mythes uit de wereld kunnen helpen en voor een vakkundige begeleiding kunnen zorgen.

Rond zorg is de laatste jaren - terecht - een heel beleid uitgedokterd. Leerkrachten herkennen bepaalde problemen bij leerlingen nu sneller dan vroeger, en kunnen er dus ook sneller bij helpen. Het begrip 'zorg' wordt echter nog al te vaak geassocieerd met leerlingen die, om een of andere reden, niet zo goed meekunnen met de gemiddelde klas. Aan deze leerlingen wordt - terecht - extra aandacht besteed, zowel door de klassenleraar als door de zorgleerkracht. Maar de leerlingen die zorg nodig hebben omdat ze voorlopen op de klas, worden niet als dusdanig (h)erkend. Voor hen worden geen structurele oplossingen aangereikt, zodat de scholen die een specifiek beleid rond hoogbegaafdheid willen uitbouwen, vaak een beroep moeten doen op het reguliere urenpakket. Nochtans behelst 'zorg' voor deze groep kinderen niet enkel de aanpak van problemen, maar ook en zelfs vooral de preventie, die, net als de diagnose, meestal in de school zelf kan gebeuren.

Verschillende scholen en instanties, zoals het CBO, hebben intussen al heel wat expertise opgebouwd met hoogbegaafde leerlingen. Daaruit blijkt dat die leerlingen, met relatief eenvoudige maatregelen, als dusdanig herkend en dus ook begeleid kunnen worden. Vaak echter blijft deze kennis beperkt tot de eigen school of scholengemeenschap, zodat elke nieuwe school die werk wil maken van een specifiek beleid rond hoogbegaafden, als het ware het warm water opnieuw moet uitvinden. Goedbedoelde initiatieven mislukken daarom geregeld, of ze sterven een stille dood door een tekort aan begeleiding en uitwisseling van ervaring. Een bundeling van alle beschikbare expertise zou voor heel wat scholen de drempel om een beleid voor hoogbegaafde leerlingen uit te bouwen, beduidend kunnen verlagen.

Een ander knelpunt waarmee de Vlaamse scholen geconfronteerd worden, is het gebrek aan materiaal om hoogbegaafde leerlingen te begeleiden. Geen enkele firma in Vlaanderen ontwikkelt specifiek materiaal voor die leerlingen. Het materiaal waarmee onze scholen zich vandaag noodgedwongen moeten behelpen, komt allemaal uit Nederland (vooral Plustaak en Somplex zijn in Vlaanderen bekend en worden hier veelvuldig gebruikt). Dat veroorzaakt soms problemen bij het inzetten van het materiaal: woordenschat en taalgebruik zijn soms beduidend anders en het materiaal sluit niet altijd naadloos aan bij de in Vlaanderen gebruikte methodes. Daaraan kan snel verholpen worden door een bundeling van expertise en door een stimulerend optreden van de Vlaamse overheid. Ze kan bijvoorbeeld de uitgeverijen aanmoedigen om de in het Vlaamse onderwijs gebruikte methodes zo te herwerken dat ze moeiteloos gebruikt kunnen worden om de leerstof in versneld tempo aan hoogbegaafde leerlingen aan te bieden.

Het ontbreken van een beleid treft vooral de talloze hoogbegaafde kinderen die niet in een welstellend gezin geboren worden. Zij kunnen namelijk geen beroep doen op de middelen van hun ouders om specialisten in te huren, om schoolmateriaal te kopen of om deel te nemen aan allerlei buitenschoolse activiteiten. In ons onderwijssysteem is de kloof tussen talent en de ontplooiing ervan zonder de minste twijfel het allergrootst bij de hoogbegaafde kinderen uit een kansarm milieu. Voor geen enkel ander kind is de impact van sociale ongelijkheid groter.

Het Vlaams Parlement

Gelet op

  1. artikel 8 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 dat stelt dat de leerlingen een ononderbroken leerproces moeten kunnen doormaken;
  2. de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004- 2009, waarin gelijke kansen tot centraal thema van het onderwijsbeleid worden uitgeroepen;
  3. het feit dat deze gelijke kansen effectief aan alle leerlingen gegarandeerd moeten kunnen worden, vermits ons beleid gericht is op adaptief onderwijs voor elk kind;

Overwegende dat

  1. hoogbegaafdheid helemaal niet als een 'luxeprobleem' bestempeld kan worden;
  2. het ontbreken van een structureel beleid rond de opvang en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen in Vlaanderen, een grote sociale ongelijkheid schept;
  3. het percentage leerlingen dat behoefte heeft aan substantiële wijzigingen aan het curriculum, vanwege de enorme discrepantie tussen hun huidige kennisniveau en dat van de hen aangeboden leerstof, rond de 15% schommelt, waardoor een beleid voor deze groep noodzakelijk is, willen we onze beste studenten ook de nodige mogelijkheden bieden;
  4. verschillende onderzoeken, voorbeelden in onze buurlanden en praktijkvoorbeelden in het Vlaamse onderwijs aantonen dat, met relatief eenvoudige maatregelen, zeer veel resultaten bereikt kunnen worden voor hoogbegaafde leerlingen;

Vraagt de Vlaamse Regering

  1. in het Vlaamse onderwijs een beleid te ontwikkelen, om aan hoogbegaafde kinderen gelijke kansen te bieden;
  2. bij het uitstippelen van het beleid onder meer:
    1. rekening te houden met de ruime expertise die de ons omringende landen al hebben opgebouwd;
    2. de bestaande expertise in Vlaanderen, opgebouwd binnen het CBO en andere instanties, te valideren en kenbaar te maken in de hele Vlaamse onderwijswereld, zodat leerkrachten en scholen weten waar ze terecht kunnen voor begeleiding en informatie;
    3. de bestaande testinstrumenten te onderzoeken en op basis van de resultaten van het onderzoek een uniform testinstrument te ontwikkelen;
    4. te onderzoeken of de methoden die in het Vlaamse onderwijs gebruikt worden, compacter kunnen worden gemaakt, naar analogie met het systeem in het Nederlandse onderwijs;
  3. een concreet (na)scholingsbeleid uit te werken om aan alle leerkrachten de mogelijkheden te bieden om de hoogbegaafde leerlingen in hun klassen optimaal te kunnen begeleiden;
  4. het aantal uren 'zorg' in het basisonderwijs substantieel te verhogen, zodat ook aan de groep hoogbegaafde leerlingen aandacht kan worden besteed;
  5. ook voor het secundair onderwijs een concreet beleid rond zorg uit te werken, waarin ook hoogbegaafde leerlingen hun plaats krijgen.

Gebruikt jouw school al het stappenplan voor leerlingen met een leervoorsprong?

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)
Overzicht van de volledige website